Allereerst lees je de casus goed door zodat je weet om welke persoon het gaat en wie precies de melder is. Ook kijk je wat de overwegingen zijn geweest om deze melding door te zetten naar het gebiedsteam in plaats van directe overdracht aan het wijkteam. Afhankelijk van de inhoud van de casus, ga je eventueel overleggen met de gedragswetenschapper en de vertrouwensarts. Zij kunnen je handvatten geven om de juiste vragen te stellen en bepaalde gebeurtenissen boven tafel te krijgen. Je vraagt ook de meest recente politie informatie op. Ook neem je contact op met de melder om onder andere te vragen of er aanvullende informatie is op de melding.

Dan ga je telefonisch of per brief contact leggen met direct betrokken. Vervolgens ga je langs op huisbezoek. Je praat apart met de volwassenen en kinderen. Dit registreer je en bespreek je bij terugkomst op kantoor met je team en indien nodig de vertrouwensarts en de gedragswetenschapper. Op dat moment wordt besloten op welke manier je de casus gaat aanpakken, ofwel door hulpverlening te organiseren ofwel door onderzoek te doen. Vaak vraag je nadere informatie op bij school, CJG, GGZ en/of reclassering.

Op basis van deze interventie leg je een plan voor aan de hele familie. Je geeft aan hoe jullie de situatie hebben ervaren en je legt uit wat er verbeterd moet worden en welke hulp daarvoor nodig is. Vaak schakelen jullie het wijkteam in dat vanaf dan de familie ondersteunt en in de gaten houdt. Je sluit het lopende dossier af en de monitoringsfase gaat van start.